Iedereen mag meedoen, mits je jong, dynamisch en flexibel bent
We hebben tegenwoordig overal ‘inclusie’ op de werkvloer. Inclusieve vacatures. Inclusieve leiders. Inclusieve koffiemokken. Alles is inclusief. Behalve soms… mensen zelf.
Want inclusie is leuk hoor, maar vooral in de PowerPoint. Daar schitteren we met onze regenboogkleuren, diversity statements en “inclusie 3.0”-strategieën. Maar in de praktijk? Daar zijn we toch liever “gewoon normaal.” Je kent het wel:
- De sollicitant die nét even anders praat? “Leuk, maar past niet in ons team.”
- De collega die niet mee wil doen met de inclusieve pubquiz? “Tja, niet echt een teamplayer.”
- De medewerker die geen small talk doet bij de koffieautomaat? “Niet sociaal genoeg.”
Inclusie betekent blijkbaar: iedereen mag erbij, als je maar precies hetzelfde bent als wij.
En dan die managers die in een vergadering zeggen: “We willen echt meer diversiteit in ons team.” Waarop de eerste kandidaat die niet in een blauw colbert komt, meteen als “risicovol” wordt bestempeld. Divers, ja, maar wel binnen de lijntjes. En natuurlijk is er altijd iemand die zegt: “We moeten inclusie echt even out of the box benaderen, meer synergie zoeken en een inclusieve mindset adopteren.”
Wat dat precies betekent? Geen idee. Maar het staat wel lekker in de notulen. Echte inclusie begint niet bij posters, niet bij een training van drie uur met een coach die je een spiegel voorhoudt terwijl je vooral je mails wil wegwerken. Het begint bij de simpele vraag: durven we ongemak aan? Durven we een collega te hebben die niet op ons lijkt?
Want de waarheid is: we zijn dol op inclusie zolang het niet schuurt. Maar schuurt het een beetje, iemand die stil is, of juist uitgesproken, of die dingen benoemt die we liever niet horen, dan is het ineens geen inclusie meer maar “lastig gedrag”. Misschien is dat wel de echte lakmoesproef van inclusie. Niet: hoeveel kleuren zitten er in je LinkedIn-banner. Maar: wie durf jij écht uit te nodigen aan je vergadertafel, ook als je er ongemakkelijk van wordt?
En ja, dat betekent ook dat je vrijdagmiddagborrel misschien ooit stilvalt, omdat je met elkaar in gesprek raakt over iets anders dan voetbal en weer. Dat je vacaturetekst niet meer “jong, dynamisch en flexibel” zegt, maar gewoon: “iedereen die iets te brengen heeft, welkom”. Dus zullen we stoppen met de inclusieve pingpongtafels, de feelgood hashtags en de Diversity Days met regenboogcupcakes, en beginnen met wat moeilijker is: onszelf een beetje minder comfortabel maken? Dan wordt die inclusieve werkvloer misschien ooit écht inclusief.
En ja, óók die collega die altijd een mandarijn pelt in de vergadering, tot iedereen gek wordt van de geur. Want inclusie is inclusief, of niet natuurlijk.